Blog
Kinderopvang: (voldoende) aandacht voor professionalisering?
Een bijdrage van onze gastblogger IJsbrand Jepma (Sardes)
Kinderopvangorganisaties zijn er in verschillende soorten en maten. Wie voor meerdere kinderopvangorganisaties heeft gewerkt kan erover meepraten. Niet alle organisaties trekken evenveel tijd, ruimte en geld uit om haar personeel continue te professionaliseren. Hoe erg is dat?
Drie pedagogisch medewerkers, drie verhalen over professionalisering
Reina Zwierstra werkt bij een klein kinderdagverblijf. Elk jaar gaan ze met het team een dag naar een landelijke conferentie om energie en inspiratie op te doen. Ze maken er altijd een gezellige dag van, met afsluitend een etentje. Tenminste, als de middelen het toelaten. Want een dag met het team op scholing betekent een dag geen inkomsten en dus extra kosten voor de eigenaar. Een conferentie is echt ‘de kers op de taart’, want geld voor duurzame scholing is er eigenlijk niet. Met moeite is dit jaar de uren voor een pedagogisch beleidsmedewerker als coach vanuit de Wet IKK vrijgespeeld, maar de inhoudelijke invulling en uitvoering laat nog op zich wachten. Dat vindt Reina best wel jammer, want ze zou nog zo veel meer uit haar vak willen halen.
Samira Bouchra werkt bij een peuteropvangorganisatie in een aandachtswijk van een grote stad. Daar krijgen kinderen uit de doelgroep doelgerichte ontwikkelingsstimulering, om zo een betere start op de basisschool te kunnen maken. Ze heeft moeten leren werken met een VVE-programma, via een intensieve training van 12 dagdelen in 2 jaar tijd, waarbij ze allerlei theoretische en praktische opdrachten moesten maken. Om ‘up-to-date’ te blijven, volgt ze om de drie jaar een verplichte bijscholingscursus bij de ontwikkelaars van het VVE-programma. Zo blijft ze gecertificeerd. Tussendoor is er ruimte voor ‘training on the spot’ (video-interactie-begeleiding) van een pedagogisch coach. Maandelijks zijn er collegiale gesprekken over ingebrachte casuïstiek. Samira krijgt voor haar scholingsactiviteiten niet-groepsgebonden taakuren, zodat scholing haar geen vrije tijd kost. Samira verzucht wel eens dat het lijkt alsof ze nooit goed genoeg is voor haar vak, maar tegelijk vindt ze ook dat ze altijd veel van opsteekt van de scholing.
Rinus Molenaar werkt bij een grote, landelijke kinderopvangorganisatie. Ze hebben ‘een leven lang leren’ hoog in het vaandel. Elk jaar maakt de manager van de eigen opleidingsacademie een soort ‘menukaart’ voor de hele organisatie. Daarop staan allerlei bijeenkomsten, trainingen en workshops die door een eigen team van opleiders en trainers van buiten worden verzorgd voor locaties in een bepaalde regio van het land. Vaak staan er teamscholingen op de kaart. Maar je kunt ook individuele begeleiding aanvragen. Dan komt een consulent een zogeheten ‘maatwerktraject’ uitvoeren. Je kunt bijvoorbeeld 15 coachgesprekken krijgen over ‘communiceren met ouders’, ‘het beter benutten van ruimte en materiaal’ of ‘groepsmanagement’. Rinus kan vrij kiezen uit de menukaart, maar hij is wel verplicht een minimaal aantal uren per jaar scholing te volgen, anders krijgt hij geen eindejaarsuitkering. Rinus vindt dat hij alle kansen krijgt om zich verder te kunnen ontwikkelen in zijn vak.
Verschillen tussen organisaties
Nederland heeft veel kinderopvangorganisaties die in allerlei opzichten van elkaar verschillen. In visie, missie en doelen, omvang, vorm, structuur, en ook in professionaliseringsaanbod. Er is sprake van een superdivers veld. De vraag die mij bezighoudt, is of al die verschillen in aandacht voor professionalisering ook doorwerken in de kwaliteit van het pedagogisch en didactisch handelen van pedagogisch medewerkers. Anders gezegd: zijn pedagogisch medewerkers die meer aan scholing doen beter in hun vak? Zijn zij bijvoorbeeld beter in staat om leerzame gesprekken met kinderen te voeren, of zijn zij beter in het verzinnen van boeiende speelleerervaringen die écht bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen? Want uit (inter)nationaal onderzoek komt geregeld naar voren dat ruimte, tijd en middelen voor professionalisering op positieve wijze samenhangt met de ervaren kwaliteit van kinderen op de groep. [1][2][3] Dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk. Kinderopvang is immers een moeilijk en dynamisch vak, een vak dat na de schoolbanken om continue professionalisering vraagt. Alleen zo kunnen pedagogisch medewerkers van startbekwaam doorgroeien naar vakbekwaam en dat ook blijven.
Aandacht voor professionalisering?
De vragen die ik pedagogisch medewerkers, pedagogisch beleidsmedewerkers, locatiemanagers en al die andere professionals in de kinderopvang wil stellen, zijn de volgende:
In wat voor organisatie werk jij? Helpt de organisatie jou in je ontwikkeling en persoonlijke groei? Is daar budget voor? Krijg jij bijvoorbeeld niet-groepsgebonden uren voor bij- en nascholing? Hoe komen keuzen voor professionalisering tot stand? Is er een veilig klimaat voor collegiale feedback en reflectie? Durven jullie elkaar aan te spreken op gedrag? Wordt er serieus gesproken over de verbetering van de kwaliteit en de ontwikkeling van kinderen, of gaan de gesprekken vooral over alledaagse beslommeringen en wissewasjes die weinig met het werken met kinderen te maken hebben?
Tot slot
Ik ben benieuwd naar de antwoorden. Net zo gevarieerd als de verhalen van Reina, Samira en Rinus?
Mocht het zo zijn dat er binnen je organisatie nog ruimte is voor verbetering van de professionalisering, bedenk dan: je kunt als pedagogisch medewerker zelf ook veel doen om van en met elkaar te leren. Kennis en ervaringen delen, lezen over je vak, bij elkaar op de groep (af)kijken en goed gedrag overnemen en elkaar tips en tops geven, hoeven echt niet veel tijd en geld te kosten. Neem het initiatief. Begin klein, eindig groot. Je zult zien dat het werkplezier alleen maar toeneemt.
[1] Henrichs, L.F., Slot, P.L. & Leseman, P.P.M. (2016). Professionele ontwikkeling in voorschoolse voorzieningen. Een literatuurstudie naar doeltreffende professionaliseringsvormen en –activiteiten. Utrecht: Universiteit Utrecht.
[2] Slot, P., Jepma, IJ., Muller, P., Romijn. B. & Leseman, P. (2018). Kwaliteit van de Nederlandse kinderdagopvang, peuteropvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. Gecombineerde metingen 2017-2018. Utrecht: Universiteit Utrecht/Sardes.
[3] Slot, P. & Leseman, P. (2019). Investeren in kinderen van 0-12 jaar. Utrecht: Universiteit Utrecht.