Blog
5 tips hoe je van overgangsmomenten een leermoment kan maken
Overgangsmomenten. Iedereen kent het. Je gaat met kinderen over van de ene activiteit naar een andere. Bijvoorbeeld wanneer het tijd is voor de kinderen om te stoppen met spelen, op te ruimen en aan tafel te gaan, kunnen kinderen soms onnodig lang wachten of dwalen. Uit onderzoek blijkt dat kinderen 13 – 25% van de tijd wachten of dwalen¹. Zonde! Het kan ook anders. met deze tips kun je wachttijd beperken en van overgangsmomenten leermoment creëren, waarin groepsbinding, samenwerking en zelfregulatie centraal staat.
“Samen staan we ….” zegt de juf “STERK!” roepen de kinderen enthousiast en zwaaien hun handen in de lucht alsof ze ‘hoera’ roepen. Het opruimmoment is begonnen. De kinderen genieten ervan en roepen hard het motto: ‘Samen staan we sterk!’ Doordat de juf dit motto consequent bij overgangsmomenten gebruikt weten de kinderen precies wat er van hen wordt verwacht. De kinderen ruimen vol overgave en plezier op. Ze helpen elkaar en zitten in een mum van tijd met een trots gezicht in de kring. En zo weet de juf het opruimmoment te benutten voor groepsbinding, samenwerking en zelfregulatie.
Wachttijd is verloren tijd
In het voorbeeld weet de leerkracht hoe ze van een overgangsmoment een leermoment kan creëren. Juist door te benadrukken dat kinderen elkaar moeten helpen, zorg je dat kinderen gaan samenwerken, er een gedeelde verantwoordelijkheid is en er een positief groepsgevoel ontstaat. Maar dit is lang niet altijd het geval. Uit onderzoek blijkt dat kinderen 13-25 % van de tijd op een peuterspeelzaal of in groep 1, 2 aan het dwalen, wachten of wisselen zijn tijdens een overgangsmoment¹. Ze noemen het ook wel transitietijd. En dat is even schrikken als je bedenkt dat kinderen maar een paar uur per dag op de opvang of school zijn. Voor alle kinderen is het van belang om de tijd te besteden aan boeiende leerzame activiteiten². Tijdens overgangsmomenten bestaat ook het gevaar dat kinderen zich vervelen of niet goed weten wat ze moeten doen en stuurloos worden. Er kan dan veel onrust ontstaan.
Zelfsturing
Overgangsmomenten, zoals gaan opruimen, vragen veel zelfsturing van kinderen. En dat is lastig voor peuters en kleuters, want zelfsturing is bij peuters en kleuters nog volop in ontwikkeling. Kinderen moeten nog leren dat ze moeten stoppen met spelen, wat een beroep doet op hun flexibiliteit en dan moeten ze bedenken wat ze moeten doen. En het hele overgangsmoment bestaat natuurlijk de verleiding om opnieuw te gaan spelen. Je kan kinderen helpen met het leren van zelfsturing en daarnaast aan overgangsmomenten taal- of rekenprikkels koppelen. In de tips hieronder leg ik uit hoe je dat kan doen.
Tip 1: routines als leermoment
Koppel een leermoment aan routines¹. Er was bijvoorbeeld een kleuterleerkracht die met zelf bedachte liedjes de kinderen in groepjes de jassen liet pakken. Hij zong een liedje waarbij het laatste woord rijmde op het groepje dat aan de beurt was. “Als het sneeuwt, dan bibber ik van de kou. Het groepje dat mag gaan, rijmt op KOU. Dat is….” Kinderen: “BLAUW!” Hierdoor leren kinderen om te luisteren, rijmen en kunnen zij door hun enthousiasme doelgericht hun jas pakken.
Tijdens eet- en drinkmoment kun je kinderen laten tellen, sorteren en vergelijken en gesprekjes houden over het fruit. Bijvoorbeeld door twee kinderen bestek en borden te laten uitdelen of ophalen. Het ene kind haalt bijvoorbeeld de rode borden op en het andere kind de blauwe borden. In een peutergroep werden steeds twee kinderen gekozen die torens mochten maken van de leeggedronken bekers. De kinderen kijken welke toren hoger was en hoeveel bekers erbij moesten om de torens gelijk te maken. Door een taakje te geven aan kinderen bevorder je ook de autonomie en verantwoordelijkheid.
Tip 2: bewegingsmoment
Kinderen hebben vaak veel energie. Een overgangsmoment leent zich er goed voor om een bewegingsspel met de kinderen te doen. Als kinderen even hun energie kwijt kunnen, is het daarna makkelijker om weer rustig aan tafel of in de kring te zitten. Bijvoorbeeld wanneer kinderen naar buiten of aan tafel gaan, kunnen ze springen als kikkers, kruipen als krokodillen of stampen als olifanten. Of voordat kinderen naar binnen gaan, kun je klap- en stampspelletjes doen waarbij om de beurt een kind een beweging doet en de andere kinderen het nadoen. Wanneer kinderen aan tafel moeten wachten kan je in plaats van een liedje of boekje natuurlijk ook ‘commando pinkelen’ doen. Dat spel draagt weer mooi bij aan het leren van zelfregulatie.
Tip 3: samenwerking
Benut overgangsmomenten om kinderen te leren samenwerken². Net zoals in het voorbeeld leerden de kinderen het motto: “Samen staan we sterk”. Vaak denken mensen dat opruimen of een andere overgang sneller gaat wanneer er een wedstrijdje van gemaakt wordt. Maar kinderen zijn dan minder geneigd om elkaar te helpen en om de taak volledig af te ronden. Ze gaan bijvoorbeeld snel in de kring zitten zonder alles op te ruimen.
Tip 4: Beperk wachttijd
Beperk onnodige wachttijd door zelf goed georganiseerd te zijn en prioriteiten te stellen. Liggen alle materialen klaar en binnen handbereik? Zorg bijvoorbeeld dat het fruit al gesneden is, voordat de kinderen aan tafel gaan. Als je een duopartner hebt, bespreek dan de taakverdeling. Kan de één bijvoorbeeld een bewegingsspel met de kinderen doen terwijl de ander het eten en drinken klaarzet? Kijk ook kritisch naar het plasmoment. Moeten de kinderen allemaal wachten op elkaar of kan je het moment ook benutten? Bijvoorbeeld door tijdens het wachten boekjes te lezen. Of verdeel de groep met een duopartner en ga met de kinderen die klaar zijn alvast naar buiten.
Tip 5: vaste structuur
Pak routines en overgangen (zoals opruimen) volgens een vaste structuur aan. Bijvoorbeeld door een liedje te zingen als markering van de overgang. Door een vaste structuur te hanteren, weten de kinderen beter waar ze aan toe zijn en wat ze moeten doen. Het opruimmoment leent zich daar heel goed voor. Hieronder staat een voorbeeld van een vaste structuur voor het opruimmoment.
Structuur bij het opruimen:
- Stap 1: kondig aan dat over 5 minuten de kinderen gaan stoppen en opruimen. Ze kunnen nog heel even spelen en afronden waar ze mee bezig zijn.
- Stap 2: De tijd is om. Vraag aandacht door in je handen te klappen, een bel te laten horen of een liedjes te zingen. Sommige groepen hebben ook een bepaalde houding afgesproken met de kinderen, zoals handen in de lucht, of armen over elkaar en kijken naar de juf.
- Stap 3: Vertel wat de bedoeling is en wat van de kinderen verwacht wordt. Je kan met kinderen afspreken dat ze de hoek waar ze gespeeld hebben opruimen. En vooral dat ze elkaar moeten helpen.
- Stap 4: Opruimen vraagt veel zelfsturing van kinderen. Stuur kinderen gericht aan. Zeg bijvoorbeeld: “wil jij de poppen in de bedjes leggen?” of “ik zie nog auto’s op de grond. Die mogen in de autobak” of “daar staat nog een bak klei. Waar mag de klei heen?”. Ga niet zelf opruimen! Als je centraal zit of staat heb je meer overzicht en kun de kinderen aansturen en complimenten geven. Als het opruimen bijna klaar is, zeg tegen de kinderen om op de grond te kijken en in de hoek of ze alles hebben opgeruimd. Geef complimenten aan de kinderen die elkaar helpen.
- Stap 5: Als alle kinderen in de kring zitten, evalueer je kort hoe het ging. Benoem wat goed ging, wat lastig was en hoe de kinderen het opgelost hebben. Zo leren alle kinderen hoe problemen op te lossen en kunnen alle kinderen trots zijn dat het gelukt is.
Bronnen
[1] Henrichs, L. F. & Leseman, P. P. M. (2016, Mei). VVE Utrecht Onderzoek. Werkveld en Wetenschap ontmoeten elkaar in actieonderzoek. Universiteit Utrecht, Utrecht, Nederland.
[2] Hoefs, K. & Jacobsen, D.M. (2014). De kwaliteit van leerkracht-kind interacties in relatie tot transitietijd. Een mixed method onderzoek om te komen tot aanbevelingen voor de praktijk. Masterthesis Universiteit Utrecht.
Early, D. M., Iruka, I. U., Ritchie, S., Barbarin, O. A., Winn, D. C., Crawford, G. M., Pianta, R. C. (2010). How do pre-kindergarteners spend their time? Gender, ethnicity, and income as predictors of experiences in pre-kindergarten classrooms. Early Childhood Research Quarterly, 25, 177-193. doi:10.1016/j.ecresq.2009.10.003